Het duurde even voor we een moment vonden waarop we bijna allemaal konden, maar vorige week was het dan weer zover. In een ondergrondse gang onder een sinister café proberen de musketiers Damian de Salazar naar veiligheid te brengen.
Richard Rouzet (afwezig)
Bernárd "Benno" de Rothschild
Malo de Guesclin
Albert D'Arcy (afwezig)
Gaston Eclair, een musketier uit het kleine Franse dorpje Belle in de Pas de Calais
Maart 1626, Parijs
De groep staat in een geheime gang van de kelder van de Poisson Rouge naar de Seine. Het water komt tot aan hun enkels. Achter hen horen zij de geluiden van een vinnig gevecht tussen de Garde van de Kardinaal en de gasten van de Poisson Rouge. Voor hen zou Café eigenaar Marais moeten lopen, maar zij kunnen zijn voetstappen niet meer horen. Tot grote zorg van Malo zijn er nergens ratten te zien in deze viezige kelder.
De groep heeft geen zin om Damian de Salazar bloot te stellen aan de gevechten in het Café, bovendien hebben zij van hun Kapitein te horen gekregen dat deze gang bestond en hen naar de Seine zou leiden. Met enige zorg besluiten zij om toch de gang te volgen. Het flakkerende licht van een fakkel staat hen bij.
Na enige tijd splitst de gang. De Musketiers slaan af naar rechts en komen terecht in een vreemde ruimte. Het lijkt wel een soort slaapzaal van een kazerne, maar dan een hele armoedige. Er zijn een soort stenen verhogingen, die duidelijk dienst doen als bedden, met dunne, voddige dekentjes erop. Er slingeren wat botjes van kleine knaagdieren rond. Maar er zijn geen kisten met spullen voor soldaten, krukjes om op te zitten of een versiering aan de muur. Wie leeft hier dan?
Inmiddels horen zij al lang de voetstappen van Marais niet meer en de Musketiers dwalen door de gangen. steeds komen zij zeer Spartaanse slaapzalen tegen. Wie leeft hier? Met hoevelen zijn zij? Dan zien zij plotseling een van de bewoners. Het lijkt een mens te zijn, hij heeft wel wat weg van de gasten van de Poisson Rouge, maar hij is lelijk als een pad, met webben tussen zijn vingers en vreemde, bolle ogen. Deze persoon is niet blij om de Musketiers in zijn geheime, ondergrondse gangen te zien en hij valt aan. Maar de Musketiers zijn voor geen kleintje vervaard! Gaston valt dapper aan met zijn lange rapier. Bernárd besluit te schieten.
Een vuurwapen af laten gaan in een kleine ruimte is geen goed idee en de Musketiers zijn nu doof. Als er nog anderen aanwezig waren in het gangenstelsel, weten zij nu zeker dat er zich daar mensen bevinden die er niet horen. De andere Musketiers zijn enigszins teleurgesteld in Benno. Maar de schrik is hen wel om het hart geslagen. Welke monsters leven er in deze ondergrondse gangen? Zijn het slechts arme sloebers, misvormd door een gebrekkig dieet en duisternis? Of is er daadwerkelijks iets sinisters in deze gangen?
Wanneer de Musketiers weer een ruimte in dwalen, komen zij een monster tegen. Het lijkt wel een vis op poten. Zijn lichaam is bedekt met schubben en vinnen, een enorme mond vol met scherpe tanden en de handen met grote klauwen hebben ook vliezen tussen de vingers. Terwijl de Musketiers nauwelijks kunnen accepteren dat zulke gruwelen kunnen bestaan, valt het aan met een van zijn gruwelijke klauwen en Bernárd raakt ernstig gewond. Maar de andere Musketiers herpakken zich en slachten het monster af. Nu kunnen zij niet langer ontkennen dat er iets gruwelijks gaande is onder Parijs! Dit was geen misvormde mens, maar een duivels monster.
De Musketiers zoeken hun weg verder door de gangen en dan komen zij bij een vreemde ruimte. Het is een veel grotere ruimte dan zij eerder zagen. Bernárd herkent het al snel als een tempel, waarschijnlijk van de Parisii, de dappere, Gallische voorvaderen van alle Parijzenaars. Maar deze tempel is lang geleden al ontheiligd. De standbeelden van de nobele Goden van de Parisii zijn vervangen door monsterlijke afbeeldingen van de Vis - Mannen.
Bernárd ziet dat er onder water nog meer standbeelden zijn. Hij duikt het donkere water in en gaat op onderzoek uit. Hij treft daar twee verontrustende standbeelden. Een van twee monsters die op een onheilige manier met elkaar verenigd zijn. En een van een vreemd soort draakachtig monster met de tentakels van een octopus. Verontrust keert hij weer naar boven. Hier valt niets te halen.
De groep zoekt zijn weg verder voor de eindeloze gangen. Zullen zij ooit weer een uitgang vinden en daglicht zien? Dan horen zij stemmen. Het zijn twee mannen, die ook hun weg zoeken door de gangen. De echo's bereiken de Musketiers. Het lijkt te gaan om twee mannen, Jean - Pierre en Henri. Zij zijn verbaasd over de lange gangen en vragen zich af waar de Musketiers kunnen zijn. De Musketiers besluiten Jean - Pierre en Henri op een veilige afstand te volgen, misschien weten zij een weg naar buiten.
Dan horen de Musketiers plotseling een ijselijk gegil! Er wordt iemand vermoord. Snel rennen zij naar het verschrikkelijke geluid. Weer lopen zij een slaapzaal in. En daar zien zij een gruwelijk schouwspel. Drie monsters, het lijken wel een soort honden of hyena's die hebben geleerd op hun achterpoten te lopen, scheuren een man aan stukken en beginnen hem op te vreten. Een lid van de Garde van de Kardinaal staat verstijft toe te kijken. Ondanks dat de mannen van de Kardinaal eindeloos wedijveren met de Musketiers, kunnen ze dit toch niet aanzien. Met hun wapens maken zij snel kortte mensen met deze vreemde monsters.
Diep geschokt nemen de Musketiers Jean - Pierre ook maar mee. Al snel vinden zij een rottend deurtjes en als zij dat doorgaan, staan zij ineens op een kleine kade langs de Seine. De lichtjes van de andere oever flikkeren in de schemering van een nieuwe dag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten