Translate

zondag 8 september 2024

Call of Cthulhu VIII - Dark Ages

Vorige keer hebben we de Call of Cthulhu avonturen in de Romeinse tijd afgesloten en nu gaan we door naar een ander tijdvak, de Middeleeuwen. Er werden weer nieuwe karakters gemaakt en nieuwe achtergronden verzonnen. De karakters starten allemaal in en om Bath. Het is begin maart in het jaar 998. 


Caedmon de Monnik - Deze monnik (51) leeft in de Abdij van Sint Pieter en Sint Paul, onder leiding van Abt Ælfheah van Bath. In zijn jonge jaren was hij een huurling en heeft hij door grote delen van Europa en het Heilige Land gereisd, vechtend voor wie er maar wilde betalen. Nu kweekt hij kruiden in een kruidentuin en geneest hij iedereen die daarom vraagt. Op zijn reizen heeft hij de hand kunnen leggen op een pijlpunt die gebruikt is in de martelaarsdood van Sint Sebastiaan. Dit relikwie heeft ongetwijfeld grote macht. 

Draca de Wijze - Deze monnik (35) leeft in de Abdij van Sint Pieter en Sint Paul, onder leiding van Abt Ælfheah van Bath. Hij doet zich nu wel voor als een gelovige monnik, maar eigenlijk gelooft hij nog steeds in de oude Goden van het Woud, Steencirkels en Dolmen, die overal nog te vinden zijn. Hij heeft een Drakentand in zijn bezitting. 

Cuthbert de Sterke - Deze jongeman (22) is een huurling en verkoopt zijn zwaard aan iedereen die het maar betalen kan. Tot zijn grote schande werden zijn ouders beschuldigd van ketterij en hij had een jeugd waarin hij niet op hen kon rekenen. Hij sloot een diepe vriendschap met Draca de Wijze. Hij heeft een stuk van de mantel van Sint Maarten in bezit. 

Benno Salomo Adam - Deze handelaar (20) behoort tot de Joodse minderheid in Bath. En hij is niet heel standvastig in zijn geloof. Hij beschikt wel over een interessant handelsnetwerk en contacten. Van een van zijn verre voorouders heeft hij een zwaard bewaard, het is een Romeinse spatha, een bijzonder lang zwaard. 

Marcus Livim - Deze Clerk (25) is de belangrijkste ambtenaar van de Burgmeester van Bath. Hij wantrouwt buitenstaanders, misschien komt dat omdat hij ooit beschoten is met Elfenschot. Hij heeft ooit de hand kunnen leggen op de schrijfstylus van Sint Paul. 

3 maart 998, Bath

In de vroege morgen gaan Caedmon, Draca, Cuthbert en Marcus allemaal naar de Lauden in de Abdij van Sint Pieter en Sint Paul. Zij horen de dienst aan en proberen lessen te leren uit de preek. Wanneer de dienst voorbij is, loopt iedereen weer naar buiten en begint aan de dag. 

Plotseling hoort Cuthbert vreselijk geschreeuw. Hij rent er naar toe en wanneer hij de hoek van de straat omslaat, ziet hij hoe een enorme hond een kind bij een been heeft gegrepen en het kind verder aanvalt. De moeder schreeuwt om hulp, maar omstanders zijn huiverig om deze enorme, woeste hond aan te vallen. Cuthbert is verbijsterd, een wolf zou nooit de stadsmuren van Bath passeren en een stad binnenkomen. Maar een woeste hond onaangelijnd in de stad kan ook niet! 
Cuthbert is een geharde krijger en twijfelt geen moment. Hij trekt zijn mes en valt aan. Hij kan de woeste wolf (of is het toch een hond?) maar weinig schade doen, maar het beest laat het kind tenminste los. 
Cuthbert blijft op het woeste monster inhakken, maar kan met zijn kleine mes maar weinig uitrichten. De wolf valt weer aan, en bijt Cuthbert in zijn arm. De andere kerkbezoekers komen nu ook aangelopen en proberen Cuthert te helpen, maar het haalt allemaal weinig uit. 
Benno was natuurlijk niet aanwezig bij de Lauden, maar hij komt nu wel op het rumoer af. Hij ziet de enorme wolfshond en grijpt naar zijn voorvaderlijk zwaard (dat hij voor de zekerheid maar bij zich had). Met een machtige houw slaat hij de hond neer. Cuthbert is verbijsterd, wie had gedacht dat handelaar Benno een oeroude Spatha zou hebben?

Cuthbert, het kind en zijn moeder gaan naar de Abdij van Sint Pieter en Sint Paul en laten zich daar genezen door Broeder Caedmon. Deze verbindt de wonden (Medicine). Benno vindt dat Caedmon misschien iets beter zijn best kan doen op de wonden van Cuthbert (Fast talk). Caedmon verbindt de wonden nogmaals. 

Marcus, Benno en Cuthbert onderzoeken de wolf, die nog steeds in de modder van de straten van Bath ligt. Het lijk van de hond trekt heel wat bekijks van de bewoners van Bath en de geruchten vliegen al in het rond. Het is een dolle hond! Nee, een wolf! Nee, een de dienaar van het kwaad! 
De onderzoekers laten zich niet afleiden. Ze kijken naar de poten, naar de tanden, naar de vacht. En het beest is wel hondachtig, maar duidelijk geen wolf of hond. Hoe meer ze er naar kijken, hoe raarder ze het beest vinden. Wanneer ze met hun bevindingen teruggaan naar de Abdij, doet Caedmon onderzoek naar de wolf. In een Bestiarium vindt hij een beschrijving van een Hyena, een monsterlijk wezen, dat lijkt op een hond of een wolf, maar zich alleen laat zien wanneer er slechte magie is gebruikt. 

Cuthbert heeft het briljante idee om met hulp van een bloedhond het spoor van de Hyena te volgen. Iemand moet toch weten waar dit beest vandaan komt? Marcus kan via zijn contacten wel een bloedhond vinden. Wanneer zij met de bloedhond bij het lichaam van de wolf of Hyena aankomen, wordt de bloedhond helemaal wild. Hij trekt aan de lijn en volgt eerst de voetstappen van de Hyena en later het geurspoor. Hij gaat door de westelijke poort van de stad naar buiten, over wegen en velden en voert de onderzoekers steeds verder weg. Uiteindelijk komt de bloedhond uit bij een Dolmen op een open veldje in een bosje. Een kring van paddestoelen is om de Dolmen heen gegroeid.
Hier raakt de hond het spoor kwijt en hij kalmeert weer. 
Cuthbert en Marcus kijken om zich heen. Maar zij kunnen niets bijzonders ontdekken aan deze plaats (Natural world fail, Religion fail, Occult fail voor iedereen!). Onverrichterzake keren zij weer terug. 

Marcus slaat de stadskronieken er nog eens op na. En Draca kijkt nog eens in de verslagen van de Abdij. Draca vindt wat informatie over hellehonden. Wanneer de bevolking te zondig is geworden, roepen zij de straf van hellehonden over zichzelf af. 

Marcus bevraagt de stadswachten nog eens. Hoe heeft de hellehond de stad binnen kunnen komen? Hij moet de pijnlijke conclusie trekken dat zijn stadswachten niet al te veel betaald worden en dat zij de vaardigheden van staand in slaap vallen tot een kunst verheven hebben. 

Cuthbert en Benno zoeken het gezin van het aangevallen kind op. Misschien zijn zij wel bijzonder slecht en hebben zij een aanval van een hellehond verdiend? Na wat rondvragen blijkt dat het gezin woon in de straat van de Kapel van Sint Edna van de Vlammende Rozen, een lokale heilige en patrones van het naburige Wells. Wanneer zij eenmaal daar aangekomen zijn, blijkt dat het gezin een eenvoudig ambachtsgezin is, dat in een onopvallend huis woont. Het huis trekt al heel wat bekijks, en de geruchten vliegen in het rond. Was de hond een echte hond? Een hellehond? Een feeënhond? Een bezoeking van de Duivel? 

Draca de Wijze vindt dat het naderende onheil afgewend moet worden door de gebruikelijke middelen, bidden, biechten, versterving van het vlees en Sint Edna van de Vlammende Rozen smeken om bijstand. Caedmon is iets wereldwijzer en vindt dat iedereen een beetje doordraait nu. Draca laat zich niet tegenhouden, misschien is het kind wel een wisselkind. 

Die nacht wordt iedereen bezocht door een droom:
Je bevindt je in een onbekende stad, een oude stad, heel oud. De zon beukt op je neer met enorme hitte. De pilaren van een heidense tempel rijzen om je heen omhoog.
Voor je staat een jongeman met een donkere huid en zwart, krullend haar. Hij praat tegen je, maar je verstaat hem niet. Hij praat steeds sneller en indringender, maar je begrijpt er niets van. Als hij merkt dat je hem niet begrijpt, probeert hij het in een andere taal, aarzelend en hakkelend.
Hij grijpt je bij je schouders en schudt je heen en weer. Hij roept steeds één woord, is het een plaats of een naam?
De onderzoekers worden bezweet wakker in hun eigen bed.

4 maart 998

De volgende morgen vraagt iedereen zich af wat deze droom te betekenen heeft. Alleen Marcus kan zich herinneren wat het woord was van de donkere jongeman, Apep. Maar die term zegt hem niets. 
Cuthbert heeft ervaring met te veel informatie delen met zijn naasten en wil zijn mond houden over de droom. Maar de anderen zijn minder bang aangelegd en al snel realiseren zij zich dat iedereen dezelfde droom heeft gehad. Er is natuurlijk wel precedent voor het hebben van profetische dromen. Jozef zoon van Jakob had ook profetische dromen en kon daarmee de farao van Egypte bijstaan. Maar het is dan wel raar dat de onderzoekers niets begrepen van wat de man in de droom probeerde te vertellen. 
Caedmon denkt dat iedereen misschien iets teveel van een verkeerde paddenstoel heeft gegeten. Benno realiseert zich dat iedereen gedroomd heeft van Egypte, het land van Moses en Aaron. 
Cuthbert vraagt zich af waarom iedereen van Egypte droomt, daarmee verradend dat ook hij de droom heeft gehad. 
Marcus zegt dat Egypte ook het land is, dat bescherming bood aan Jozef, Maria en Jezus, toen Herodes alle kinderen over de kling wilde jagen. 
Cuthbert denkt dat de droom dan wel een boodschap van de Heer moet zijn. Maar wat is het vreemd dat dan niemand de boodschap begreep. Dat zou ervoor pleiten dat de boodschap niet van de Heer is, maar van iemand anders. Van wie dan? Toch van de duivel. Maar een verhaal waar geen touw aan vast te knopen is, is ook niet echt een verleiding.  
    

  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten